Korte verhalen

Terug

Cuba - Hoezo Vergelijken?

De toeristen die we spraken, waren het er allemaal over eens; Cuba is arm en dat komt door het communistische regime. Dat komt waarschijnlijk, omdat we geneigd zijn een land te vergelijken met ons eigen referentiekader. We vergelijken onze Nederlandse welvaart met de toestand in Cuba, maar dat is een oneerlijke vergelijking. Het regime wordt dan verweten dat ze iets niet haalt, dat volledig onhaalbaar is. Misschien is ons eigen referentiekader wel helemaal verkeerd gekalibreerd. Misschien kijken we door een bedrieglijke bril.

Een Cubaans welkom bij Cienfuegos

Volgens de HPI, de Happy Planet Index (www.happyplanetindex.org) van de New Economics Foundation (NEF), staat Cuba op de 12e plaats en Nederland met een 67e plaats slechts in de middenmoot. “The Happy Planet Index measures what really matters -- long and happy lives now and the potential for good lives in the future. For too long we have relied on incomplete measures of progress that focus only on economic activity, such as GDP.” De duurzaamheid van onze samenleving is vele malen twijfelachtiger dan die van Cuba. De ecologische ‘footprint’ van de Nederlandse samenleving wordt door de NEF op de 139e plaats van de 151 bekeken landen geplaatst. Het is echter niet juist om Cuba en Nederland rechtstreeks met elkaar te vergelijken. De uitgangspunten zijn helemaal anders. De prestatie van Cuba als land moet je vergelijken met landen met een zelfde historie, met een vergelijkbare beginsituatie.

Als je naar de meer geaccepteerde traditionele waarden kijkt, doet Cuba het beter dan de meeste eilanden in de regio. Dat wordt bevestigd door vergelijkende statistieken en die sterken onze eigen waarneming. ‘Beter’ is natuurlijk een hele lastige maatstaf, maar in Cuba leven de mensen langer (levensverwachting bijna 80), is de bevolking goed opgeleid (meer dan 95% heeft een opleiding gevolgd), niemand hoeft honger te hebben, iedereen heeft een dak boven het hoofd en gaat goed gekleed. Het bruto nationaal product per inwoner is hoger dan op vrijwel alle vergelijkbare eilanden, met uitzondering van Trinidad en Tobago, maar dat is een olieproducerend land. Cuba is tegenwoordig slechts beperkt afhankelijk van steun van andere landen. Venezuela is een belangrijke partner, maar in ruil daarvoor levert Cuba medische zorg. De Chinese invloed neemt zeker toe, maar de Cubaanse regering waakt er kennelijk voor daar afhankelijk van te worden. Ze hebben geleerd van de te grote afhankelijkheid van de USSR. De hele bevolking heeft het heel erg zwaar gehad in de jaren negentig, toen de Russische steun na het uiteenvallen van de Sovjet Unie wegviel. De bevolking krabbelt langzaam maar zeker op uit het diepe dal, waar de bevolking toen doorheen is gegaan.

Wat de uiteindelijke mogelijkheden van het land zijn op het gebied van de welvaart blijft nog ongewis. Het hangt ook af van de bestuurlijke ontwikkelingen, zeker nu het tijdperk van de Castro’s zijn einde nadert. Uiteindelijk zijn echter de mogelijkheden die het land zelf biedt, bepalend.

Het is de meest menselijke benadering om het land te beoordelen vanuit ons eigen perspectief. Zo is ons denken gestructureerd. Dat is een gebrekkige benadering. De uitgangspunten voor Cuba zijn wezenlijk anders dan voor de oude koloniale grootmachten zoals Spanje, Engeland en Nederland. Die landen zijn vanuit historisch oogpunt in hoge mate verantwoordelijk voor de huidige toestand van de Caribische eilanden. In deze eilanden woonden tot de zestiende eeuw alleen enkele tienduizenden indianen, die vervolgens vrijwel geheel werden uitgemoord of ten slachtoffer vielen aan Europese ziektes waartegen zij geen verweer hadden. In de eerste eeuwen van Europese overheersing werden de eilanden vooral gebruikt als tussenstation, op weg naar Europa, voor de rijkdommen die werden gestolen in Midden- en Zuid-Amerika.

Later werden de eilanden omgevormd tot plantages, vooral op de wat grotere eilanden zoals Cuba, Jamaica, Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek), Puerto Rico en Barbados ontwikkelde zich op basis daarvan een forse economie. De plantages werden bemand door slaven, die werden verhandeld door de eerder genoemde grootmachten. Er werd veel geld verdiend met de slavenhandel. De plantages leverden ook veel geld op. De eigenaren leefden in grote weelde in prachtige huizen, maar de uiteindelijke revenuen van de plantages belandden vooral in de thuislanden van de eigenaren, in Europa, waar ze een belangrijke bijdrage leverden aan de hedendaagse welvaart in Europa.

Toen de slavernij werd afgeschaft en de rietsuiker het begon af te leggen tegen de suiker op basis van bieten, bleef er weinig over als basis van de economie van de eilanden. Er zijn weinig waardevolle bodemschatten, de thuismarkten zijn te klein en er is geen kapitaal om te kunnen investeren om te kunnen concurreren met geïndustrialiseerde landen, waar bovendien een overaanbod aan goedkope werkkrachten is. Door dat soort factoren wordt de omvang van de economie bepaald. Toerisme geeft economisch misschien wat verlichting, maar dat heeft wel een forse sociale kostprijs en maakt de eilanden erg afhankelijk van het wel en wee van de westerse economieën.

Kortom, de totale koek die op de verschillende eilanden verdeeld kan worden, is niet groot en de manier waarop de koek verdeeld kan worden, verschilt van eiland tot eiland. In Haïti is de koek praktisch op en op vrijwel alle andere eilanden is er een groot verschil tussen arm en rijk. In Cuba wordt de koek eerlijker verdeeld dan elders en krijgt vrijwel iedereen er een vergelijkbaar deel van. Het is belangrijk om dat uitgangspunt niet uit het oog te verliezen, als we de eilanden beoordelen in vergelijking met onze verwende westerse welvaart. Er is hier minder te verdelen. In Cuba leidt dat tot gedeelde armoede. Armoede is een grote ‘gelijkmaker’, terwijl rijkdom verdeelt. Zodra de armoede schrijnend wordt en de drang om te overleven dominant wordt, zie je hele verschillende gedragingen, die kunnen variëren van opofferingsgezindheid tot gewetenloosheid en criminaliteit. Cuba mag arm zijn, maar het is eerlijker dan de andere grote eilanden. De maatschappelijke verhoudingen zijn solidair, hoewel er ook veel mensen zijn, die het er niet uit konden houden en die zich dissident gedragen. Veel dissidenten hebben Cuba verlaten of zijn gevangen gezet. Wat zij gemeen hebben, is dat zij tegen het regime zijn. Op basis daarvan kunnen zij zich verenigen. Ze weten wat ze níet willen, maar zonder zich af te vragen of ze het er ook over eens kunnen worden wat ze wél willen en of de totale bevolking daar net zo van zou profiteren.

Dat is de bril waardoor je de Cubaanse maatschappij zou moeten beoordelen. Niet als vakantieland voor vermogende mensen, maar als thuisland voor 12 miljoen Cubanen.