Korte verhalen

Terug

Île à Vache: de onschatbare waarde van gemeenschapszin

Na Cuba en Jamaica, zijn we in Haïti aangekomen, waar de samenleving weer anders is ingericht. Beter? Het blijft een zoektocht naar de juiste balans.

Het leven in Cuba is op zich ordelijk en eerlijk, in de zin van ‘fair’, maar het is niet vrij. Het is een gedwongen verbondenheid, afgedwongen door het grote overheidsapparaat en een burgerorganisatie die ook top-down wordt aangestuurd en in het verlengde van de overheid werkt. Die gedwongen verbondenheid werkt tegelijkertijd als een splijtzwam en is een voedingsbodem voor achterdocht. De eigen belangen van het grote overheidsapparaat en haar dienende rol ten opzichte van de rest van de bevolking, die heel erg afhankelijk is van dat overheidsapparaat en uiteindelijk dat overheidsapparaat moet bekostigen. Die belangen zijn niet altijd in overeenstemming met elkaar.

Haïti is het tegenovergestelde van Cuba en laat zien dat bandeloze en aan een enkeling voorbehouden vrijheid geen eerlijke samenleving kan opleveren. Die vrijheid is slechts aan de enkeling voorbehouden die – ten koste van de samenleving – rijk is geworden. Corruptie en criminaliteit – tot moord en doodslag aan toe – hebben op Haïti een paar mensen in een bevoorrechte fortuinlijke positie gebracht, terwijl de rest nauwelijks kan overleven.

De levensverwachting in Haïti is erg laag. Het is een van de landen met de meeste aidspatiënten. Er is nauwelijks werk. Het bruto nationaal product per capita is een van de laagste ter wereld. De mensen verdienen – als ze werk hebben – gemiddeld $400-$500 per jaar!

Gelet op de geringe inkomsten, is het onderwijs kostbaar. De kinderen betalen vanaf $10 per maand om naar school te kunnen gaan. Ze werken soms een paar maanden om weer een maand naar school te kunnen gaan. Dat houden alleen de sterksten vol. Het land is, zonder er omheen te draaien, een puinhoop.

Toch is er te midden van die puinhoop een parel te vinden, waar men ondanks een hele lage levensstandaard kennelijk een goed leven kan genieten. Île à Vache is een eiland aan de zuidkant van Haïti, dat verregaand onafhankelijk van het ‘vasteland’ (zo noemen ze het hoofdeiland) leeft. Op Île à Vache is de gemeenschap er in geslaagd een gastvrije, maar hele eigen identiteit te bouwen en te onderhouden.

Wat huisjes en hun bewoners op Île à Vache

De mensen die wij hier tegenkomen, hebben allemaal grote tekorten. Ze vragen allemaal om werk, handel of rechtstreeks om spullen of geld, maar op een manier die ons niet stoort. De vraag komt naar boven in een normaal gesprek. Een gesprek dat begint met een beleefde dialoog en dat niet eindigt als je iets hebt gegeven of hebt uitgelegd dat er even niets te geven valt. De mensen zijn hier kennelijk goed opgevoed, niet alleen individueel, maar als gemeenschap. Het is hier veilig, mooi en eenvoudig.

Er zijn op het eiland een paar brommers, maar er is geen auto. Vrouwen en kinderen lopen met vracht op hun hoofd en mannen vervoeren spullen met een paard of een ezel. Er is een mevrouw een huis aan het bouwen. Ze vervoert de stenen op haar hoofd en met haar handen. Haar man helpt niet mee. Het is niet duidelijk of hij andere dingen doet of niet. De meeste mensen hier zijn wel bezig. Bezig met iets, al is het maar het verpennen van de geit. Dat moet regelmatig gebeuren, want de gemeenschappelijke weilanden zijn goed afgegraasd.

De huizen zijn net iets meer dan hutjes. Ze zien er wel stevig en kleurrijk uit, maar hebben geen faciliteiten zoals wij die gewend zijn. Er is nauwelijks elektriciteit op het eiland. De twee hotels hebben een generator en Jan Willem (echt, zo heet hij) heeft drie zonnepanelen en accu’s om zijn internetcafé, dat draait op zijn PC, aan de praat te kunnen houden. Het water komt uit de gemeenschappelijke pomp. Het is niet verstandig voor ons om dat water te drinken.

De ferry naar Les Cayes op het ‘vasteland’ is een lange open boot met een niet al te zware buitenboordmotor erachter. De overtocht naar Les Cayes duurt een uur en vaak is de boot vol. Je zit dan opgepropt, met alle mensen die mee moeten, onder een stuk landbouwplastic, zodat je niet drijfnat door het buiswater aan de overkant komt. Soms zou je een schoenlepel nodig hebben om de laatste passagier erbij te krijgen. Op de terugweg hebben al die mensen ook nog spullen bij zich. Zo heeft net iemand voor mij een treetje bier meegenomen vanaf het vasteland. Het doen van boodschappen wordt bij het strandje – er is geen steiger – van de ferry geregeld en georganiseerd. Het is een gemeenschap aan het werk. Die gemeenschap maakt er het beste van met hele beperkte middelen.

Waarschijnlijk is Île à Vache anders dan de rest van Haïti, omdat het oorspronkelijk te onbelangrijk was voor het vasteland om zich ermee te bemoeien. Het vroeg geen aandacht en leverde weinig op. Het heeft een eigen cultuur. Nu zou de regering in Port-au-Prince graag gebruik willen maken van de excellente reputatie die het eiland inmiddels heeft opgebouwd bij een selecte groep toeristen en het willen volplanten met resorts. Ze zouden dit eiland willen afnemen van de bevolking en het willen opofferen aan een aantal investeerders die er goede sier mee zouden kunnen maken, maar die het eiland voor de huidige gemeenschap met zekerheid naar de vaantjes zouden helpen. De bevolking heeft zich tegen de plannen van de regering gekeerd. Laten we hopen, dat ze dat verzet vol kunnen houden.

De bevolking functioneert hier als een gemeenschap en heeft daarom die zeggenschap. Er is een hele belangrijke vrouw, die veel heeft bijgedragen aan het eiland en dat nu – op hoge leeftijd – nog doet. Iedereen die we tot nu toe op het eiland gesproken hebben, kent Soeur Flora. Zij is niet de baas van het eiland, maar wel een vrouw met groot gezag. Zij is het hoofd van een schooltje met 60 leerlingen, maar haar invloed gaat veel verder. Zij is een opvoeder zonder dwang. Zij leidt door haar voorbeeld en daardoor heeft deze Frans-Canadese een aantal dingen weten te bereiken die aangenaam en niet vanzelfsprekend zijn. Het eiland is schoon, de huizen en de tuintjes zijn opgeruimd, de kleren van de mensen zijn schoon en er heerst gemeenschapszin. Mede dankzij haar opvoeding, gesteund door nog een aantal onbaatzuchtige coryfeeën, werkt deze gemeenschap in dit land, dat verder in de greep leeft van de anarchie.

Het is een zoektocht naar goede balans tussen overheid en bevolking, tussen top-down en bottom-up. De weg daar naartoe is niet te vervatten in een enkelvoudig systeem, en dat is de enige manier waarop een overheid kan functioneren. Goede balans bereik je niet top-down, maar is het gevolg van een immer adaptief gemeenschappelijk bewustzijn. Soeur Flora heeft sinds 1967 met haar energie, geduld en scholing én door haar voorbeeld, veel kunnen betekenen voor de 15.000 mensen op dit eiland, maar het is vooral de gemeenschap die het opgepikt heeft. Een gemeenschap die zich er redelijk wel bij voelt.

Die gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de eigen leefomgeving moet jarenlang, gedurende generaties, gecultiveerd worden. Dat kun je niet in een opgelegd systeem afdwingen. Zoiets moet groeien. De ene gemeenschap is de andere niet en een opgelegd systeem ontneemt de onderdanen van dat systeem per definitie de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de eigen gemeenschap. Je probeert door het introduceren van een systeem een kortere weg naar een duurzame situatie te bereiken, maar dat is het nemen van een binnenbocht, waardoor je het uiteindelijke doel nooit kunt realiseren.

Je kunt vandaag – met elkaar – een doelstelling formuleren, maar de weg ernaartoe zal zijn tijd nodig hebben. Je kunt ijkpunten vastleggen en de voortgang bestuderen. Voortgang als gevolg van ambitie, en dus geforceerd, of als organische voortgang ten gevolge van de natuurlijke leerprocessen en gestimuleerd door gemeenschappelijk bereikte resultaten. Gemeenschappelijk, in eerste instantie in de directe omgeving, maar dat nooit als een beperking en stimulans op zich, maar als levende illustratie voor de omgeving van hoe het kan zijn. Top-down is een noodzakelijk kwaad als we onze gemeenschapszin niet kunnen laten functioneren.

Gemeenschapszin vereist een balans tussen individualiteit en altruïsme. Een balans, die in de westerse wereld verregaand verstoord is. De Macht van Tien biedt een instrument om bottom-up te besturen, waardoor mensen zich weer verantwoordelijk gaan voelen voor hun eigen leefomgeving. Misschien kunnen we op die manier de balans herstellen en weer gemeenschapszin toevoegen aan ons individualistische leven.